Tenslotte kwam ‘de gelukkigste dag van hun leven’: Op zondag 2 juli 1961, omstreeks 18 uur, verscheen aan Onze Lieve Vrouw. Hier kunnen wij niet beter doen dan het dierbare ‘Diario’ te citeren (het dagboek dat Conchita het jaar daarop schreef):
“Aan beide zijden stond een engel.De ene was Sint Michaël; de andere was ons onbekend. Hij was echter op dezelfde wijze gekleed, zodat het wel tweeling broers geleken. Naast de engel rechts zagen wij ter hoogte van de Maagd een zeer groot Oog dat ons wel het Oog van God leek. Die dag spraken wij lang met de Maagd en Zij met ons. Wij zeiden Haar dat we naar de weiden gingen (voor de hooioogst), dat we bruingebrand waren en dat we zeer veel hooi hadden. Zij lachte genoeglijk om al die dingen die we haar vertelden.”
“Wij baden de rozenkrans terwijl we naar Haar keken. Zij bad samen met ons om ons te leren hoe wij het rozenkransgebed moesten bidden. Nadat wij het rozenkransgebed gebeden hadden, zei Ze dat Ze wegging. Wij vroegen Haar wat langer zou moeten blijven, omdat Ze maar kort bij ons geweest was. Ze lachte en antwoordde dat ze ’s maandags zou terugkeren. Het stemde ons droevig dat ze heenging!”
“Toen Ze vertrokken was, kwamen de mensen ons omhelzen en vroegen ons wat Ze gezegd had. Enkele andere mensen geloofden niet (dat Zij hier geweest was) omdat wij zoveel met Haar gepraat d hadden. Maar de meesten geloofden in de H. Maagd, omdat, zo beweerden ze, Zij te vergelijken is met een moeder die haar dochter sinds lang niet meer gezien heeft. Dan vertelt haar dochter alles. En wij, die Haar nog nooit gezien hadden zeker en temeer omdat het onze Hemelse Moeder was.”
“Zo verliep zondag 2 juli, een zeer gelukkige dag omdat wij voor het eerst de H. Maagd gezien hadden. Bij Haar hadden we eeuwig kunnen blijven omdat we van Haar houden, zelfs zonder Haar te zien”.
Conchita schrijft in haar dagboek dat de Moeder van de Kerk verschijnt in een wit kleed en met een blauwe mantel, een gouden kroon, versierd met kleine sterretjes en haar voeten onzichtbaar. Ze spreidt haar armen uit en draagt een kastanjebruin scapulier aan haar rechterarm. Ze heeft lang, donkerbruin golvend haar met een scheiding in het midden, een smal gezicht, een fijne neus en een zeer lieve mond. Haar gelaatstrekken zijn wat bleker dan die van de engel, het is anders, maar toch gebruind. En na deze dag zou Maria de volgende dagen, weken, maanden en jaren in totaal zo’n 2000 maal verschijnen aan de vier meisjes. Garabandal zou het Nazareth van onze tijd worden.