De Boodschappen van Garabandal
De 1e Boodschap van 18 oktober 1961)
Toen de 18e oktober naderde waren de verwachtingen van vele mensen hoog gespannen, alhoewel de meisjes gezegd hadden dat ze op 18 oktober alleen een Hemelse Boodschap zouden bekend maken. Vele dachten dat er iets spectaculairs zou gebeuren. Zoiets als het Zonnewonder van 13 oktober 1917 in Fatima. Of één of ander bovennatuurlijk gebeuren, wat de sensatiezucht zou bevredigen of in het beste geval het zwakke geloof van velen zou versterken en bevestigen. Op 17 oktober 1961 begonnen de eerste pelgrims naar Garabandal te komen. Op de 18e Oktober kwamen daarbij nog duizenden andere.

Vanwege het uitermate slechte weer besliste de bisschoppelijke commissie dat het tijdstip vervroegd zou worden van half elf naar half negen ’s avonds. En dat de eerste bekendmaking van de meisjes bij het kerkje zou moeten komen te vervallen. Verstandelijk gezien was dit de juiste beslissing. Maar het ging tegen de wens van de H. Maagd in. Het ontbrak de commissie aan geloof en vertrouwen in Maria. Toen bekend werd dat de Boodschap bij de pijnbomen bekend zou worden gemaakt trok de massa in de stromende regen via het spekgladde weggetje, de ‘callega’ genaamd, naar de pijnbomen. De mensen werden drijfnat. Vele kwamen te vallen en kwamen onder de modder en viezigheid te zitten.
Pastoor Valentin was ondertussen met de vier meisjes bij de pijnbomen gekomen. Het had even opgehouden met regenen. Hier en daar zag men door de wolken de maan oplichten. Pastoor Valentin las eerst zelf de Boodschap. En gaf het toen aan de meisjes om de boodschap voor te lezen. Waarom deed hij dat? Was hij in verlegenheid gebracht door de kinderlijke stijl van de Boodschap? De stemmen van de vier meisjes waren te zwak, om het voor iedereen verstaanbaar te maken, zodat aan twee mannen gevraagd werd deze eerste Boodschap hardop voor te lezen.
De vertaalde 1e Boodschap van 18 oktober 1961 luidde:
“Breng vele offers,
Doe veel boete,
We moeten vaak het H. Sacrament bezoeken,
Maar vooral moeten we zeer goed zijn,
Als men dat niet doet,
Dan zal een straf ons treffen,
De beker vult zich reeds,
Als wij niet veranderen zullen wij gestraft worden.”
Al gauw zal blijken hoe profetisch deze boodschap was. In de Katholieke Kerk zou een grote geloofscrisis uitbreken. Vele priesters, theologen en katholieken zouden hun geloof in het H. Sacrament verliezen.
De volgende weken en maanden zou blijken dat Garabandal in het teken van de Eucharistie en het Priesterschap zou komen te staan. Tijdens de vele verschijningen leidde Maria de meisjes naar het kerkje van Garabandal. De meisjes aanbaden Christus in de geconsacreerde hostie. En liepen na hun kinderlijke aanbidding uit eerbied achteruit lopend weer het kerkje uit.
Wanneer de pastoor Don Valentin Marichalar uit Cosio verhinderd was de H. Eucharistie te celebreren en communie uit te reiken kregen de meisjes van de Aartsengel Michaël de
Op 18 juli 1962 gaf de hemel een bewijs dat de onzichtbare communies echt waren. Het was laat geworden. Doordat de sfeer in het dorp nu niet zo devoot was door het rumoer van het dorpsfeest ter ere van San Sébastian, wachtte de hemel tot de stilte was teruggekeerd. Even na middernacht kwam Conchita uit haar huis en viel even verder in extase, stak haar tong uit en even later werd de H. Hostie zichtbaar op haar tong. Dit bovennatuurlijk gebeuren werd door tientallen getuigen waargenomen. Men leze de boeken over Garabandal, waar deze
De 2e Boodschap van 18 juni 1965.
In een brief aan de Franse priester pater Laffineur schreef Conchita dat Maria, op de kerkelijke feestdag van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis op 8 december 1964, haar innerlijk had toegesproken en haar een gelukkig naamfeest had gewenst (Conchita is het verkleinwoord van Maria Onbevlekte Ontvangenis). Ze heeft haar verder gezegd dat ze de eerstvolgende 18e juni 1965 de H. Aartsengel Michaël weer zou zien.
Op 1 januari 1965 vonden twee jonge herders haar in extase bij de pijnbomen. Deze extase zou ongeveer twee uur geduurd hebben, zoals uit latere onderzoekingen is gebleken. Bij deze verschijning bevestigde Maria aan Conchita dat de Aartsengel Michaël op 18 juni 1965 zou verschijnen en dat zij via hem een nieuwe Boodschap zou geven. “Want”, voegde Zij er aan toe, “er werd geen gehoor gegeven aan de Boodschap van 18 oktober 1961!”.
Het nieuws dat op 18 juni 1965 de Aarstengel Michaël weer zou verschijnen en de tweede en laatste Boodschap zou geven, verspreidde zich over de gehele katholieke wereld.
Op 18 juni 1965 waren vele honderden pelgrims in Garabandal aanwezig, waaronder ook enige landgenoten. Het was een prachtige dag in tegenstelling tot de boetedag van neerstromende regen en koude van 18 oktober 1961. Rond 23.00 uur vertrok Conchita naar het rotsachtige bergweggetje dat ‘calleja’ wordt genoemd.
Wat was het buitengewoon die nacht van 18 juni! Wonderklaar, met ontelbare sterren, mooier fonkelend dan ooit. Schijnbaar zonder maan, althans voor de toeschouwers. Ineens hief iedereen het hoofd op. Vanuit het Noordwesten steeg een nieuwe ster op, glanzender dan de anderen. Zij tekenden een grote cirkel en keerde daarna naar haar vertrekpunt terug. Twee minuten later verscheen opeens een andere bijzondere heldere ster, minder groot dan de eerste; zij steeg op, plaatste zich verticaal boven het huis van Conchita, verplaatste zich langzaam in de richting van de pijnboomplek en doofde plotseling uit boven de bomen.
Iedereen commentarieerde deze bijzondere gebeurtenis met zijn onmiddellijke omgeving, toen Conchita in de holte van de weg verscheen, in het licht van de sterrennacht en beschermd door mannen uit het dorp en door politieagenten, de Guardia Civil. Zij arriveerde bij de plaats waar de Aartsengel Michaël voor de 1e maal was verschenen op 18 juni 1961, het ‘cuadro’ genaamd. Conchita maakt zich los van haar beschermers, zette enige stappen, helemaal alleen, kijkt naar de grond, richt het hoofd op en valt in extase. Met een harde slag kwamen haar knieën op de scherpe keien terecht. Felle flashlichten van de Spaanse Nodo (een Spaans televisie actualiteiten programma) en de Italiaanse televisie worden op haar gericht. Haar ogen hebben geen enkele hinder van het felle kunstlicht en de zienster kijkt met wijd openstaande ogen naar de engel.
De extase geleek op die welke men vroeger reeds had gezien in het dorp, in de keuken, bij de pijnbomen enz. Kruistekens van ongewone godsvrucht en waardigheid, een stralend gelaat, grote glanzende ogen, een engelachtige glimlach en ogenblikken van plechtige ernst, lippengeprevel en stilte, terwijl de ziel luistert naar de Boodschap van de engel, een traan die langzaam wegglijdt als een kristallen spoor. De verschijning ving aan rond 23.40 uur. Zij speelde zich af in twee korte fasen en duurde in het totaal 12 à 13 minuten. Na het heengaan van de engel richtte Conchita zich op, bedekte vlug haar ogen om ze te beschermen tegen het hevige licht van de schijnwerpers. Nu werd ook zij erdoor verblind.
De volgende dag, 19 juni 1965, werd het huis van Conchita vanaf de vroege morgen wederom bestormd. Onvermoeid ontving zij allen om afscheid te nemen; zij reikte prentjes en foto’s uit; zij kuste eerbiedig voorwerpen die haar werden aangeboden. Vervolgens zonder enig ontbijt, vertrok zij met de menigte naar de Kerk. Iedereen naderde ter H. Tafel. Eindelijk, rond één uur ’s middags, las men de tekst van de boodschap op de drempel van het huis van Conchita. De tekst was door Conchita zelf opgeschreven en voorgelezen in het Spaans en in het Frans: