In Garabandal heeft Maria aan de zieneresjes geopenbaard dat haar Zoon Jezus zal Wederkomen.
KOM, HEER JEZUS, KOM!
In zijn Paasboodschap van 1957 maakte Pius XII duidelijk: hoe al degenen, die zich tegen Christus verzet hebben (en dat zijn zeker niet op de eerste plaats zij, die Hem niet kennen)
en God uit de samenleving verbanden, de mensheid als het ware ingemetseld hebben in een graf van verderf. Zijn oproep kreeg een bijzonder indrukwekkend karakter …
Hij bad toen: “Kom, Heer Jezus, kom. Het mensdom heeft de kracht niet meer, om de grafsteen te verwijderen. Zend Uw Engel, 0 Heer, en maak, dat onze nacht verlicht worde als de dag. Hoeveel harten verwachten U, hoeveel zielen verlangen vurig de dag te verhaasten, waarop Gij alleen zult leven en heersen in de harten.
Kom, Heer Jezus, kom ; er zijn zoveel tekenen, die erop wijzen, dat Uw terugkeer niet ver meer is”.
Men moet uiteraard geen onfeilbare pauselijke uitspraken gaan zoeken, waar ze niet zijn; maar het lijkt ons toch aan geen twijfel onderhevig, dat een dergelijke Paasboodschap met de meeste zorg wordt samengesteld; dat elk woord daarin vanuit het bewustzijn van een enorme verantwoordelijkheid gewikt wordt en gewogen, en dat een dergelijke bede zeker niet zomaar “toevallig” in een Paasboodschap aan alle katholieken van de wereld terechtkomt.
Men heeft na zijn dood gezegd, dat het leven van deze paus door een sterk charismatisch accent was gekenmerkt, en inderdaad mag men als vaststaand aannemen, dat er onder het pontificaat van paus Pius XII feiten zijn voorgevallen, die niet natuurlijk te verklaren zijn. Misschien brengt deze benaderingswijze ons dichter bij een juist begrip van het boven geciteerd’ gebed. Een lange rij van Godgewijde, heilige zielen heeft namelijk deze bijzondere tussenkomst van God, – waarom de paus in 1957 publiekelijk bad, en waarnaar vele kleine verdrukte en in het nauw gedreven christenen, zowel aan déze, in profetische visioenen geschouwd en aangekondigd.
Men moet uiteraard geen onfeilbare pauselijke uitspraken gaan zoeken, waar ze niet zijn; maar het lijkt ons toch aan geen twijfel onderhevig, dat een dergelijke Paasboodschap met de meeste zorg wordt samengesteld; dat elk woord daarin vanuit het bewustzijn van een enorme verantwoordelijkheid gewikt wordt en gewogen, en dat een dergelijke bede zeker niet zomaar “toevallig” in een Paasboodschap aan alle katholieken van de wereld terechtkomt.
Men heeft na zijn dood gezegd, dat het leven van deze paus door een sterk charismatisch accent was gekenmerkt, en inderdaad mag men als vaststaand aannemen, dat er onder het pontificaat van paus Pius XII feiten zijn voorgevallen, die niet natuurlijk te verklaren zijn. Misschien brengt deze benaderingswijze ons dichter bij een juist begrip van het boven geciteerd’ gebed. Een lange rij van Godgewijde, heilige zielen heeft namelijk deze bijzondere tussenkomst van God, – waarom de paus in 1957 publiekelijk bad, en waarnaar vele kleine verdrukte en in het nauw gedreven christenen, zowel aan déze, in profetische visioenen geschouwd en aangekondigd.
IN HET LICHT DER PROFETIEËN
Het sceptisch schouderophalen van mensen, die beweren dat ze “daar toch nooit uitkomen” – en vaak zijn dat niet de eerste de besten ook in katholieke kring – mag misschien beantwoord worden door een citaat uit een vastenbrief, waarin een heel ander geluid te horen is.
De aartsbisschop van San Juan de Cuyo, dr. Audino Rodriguez y Olmos, achtte het voor zijn aartsbisdom nodig, om in zijn vastenbrief van 1957 (toevallig hetzelfde jaar waarin Pius XII zijn “merkwaardige” Paasboodschap de wereld inzond) zijn gelovigen over deze profetieën te onderrichten, die wel geen voorwerp zijn van ons geloof, maar ook niet als volkomen overbodig ter zijde geschoven mogen worden.
Na de betekenis en de rol van de charismatische gave der profetie in de Kerk te hebben toegelicht, wijst Mgr. dr. Rodriguez op de lange rij van zieners (waaronder vele grote heiligen) wier profetische uitingen vanaf de tijden van Sint Hildegardis tot aan de dagen van de heilige Don Bosco en Pius X – een periode van negen eeuwen – tot ons kwamen.
Ontdaan van alle symbolen en stijlfiguren zijn deze voorspellingen – zo zegt de aartsbisschop – naar hun wezenlijke inhoud als volgt kort samen te vatten : Er komt een tijd, waarin het mensdom – afgeweken van de goede weg en gedreven door god loosheid – het slachtoffer wordt van zijn eigen ontaarding. Het kwaad zal dan voortwoekeren en naar buiten breken in al zijn consequenties; geestelijke verwarring, politieke- ontwrichting, egoïsme, zedenbederf, bruut geweld, revoluties, oorlogen enz.
Als door al dit onheil, dat de volkeren zelf over zich afroepen, zij nóg niet tot inkeer komen en hun ondergang dreigen te bewerken, dan zal God zelf ingrijpen.(De Waarschuwing van Garabandal) Door deze ingreep wordt enerzijds de macht der bozen gebroken, en anderzijds de .macht der goedwillenden wonderbaar gesterkt, zodat het aanschijn der aarde werkelijk vernieuwd wordt. De Kerk zal dan van alle verdrukking bevrijd worden om haar Blijde Boodschap onbelemmerd te kunnen verkondigen en de volkeren zullen verademen. De tekenen, die de zieners aanduiden, wettigen de verwachting, dat deze tijd nabij schijnt te zijn.
De aartsbisschop van San Juan de Cuyo, dr. Audino Rodriguez y Olmos, achtte het voor zijn aartsbisdom nodig, om in zijn vastenbrief van 1957 (toevallig hetzelfde jaar waarin Pius XII zijn “merkwaardige” Paasboodschap de wereld inzond) zijn gelovigen over deze profetieën te onderrichten, die wel geen voorwerp zijn van ons geloof, maar ook niet als volkomen overbodig ter zijde geschoven mogen worden.
Na de betekenis en de rol van de charismatische gave der profetie in de Kerk te hebben toegelicht, wijst Mgr. dr. Rodriguez op de lange rij van zieners (waaronder vele grote heiligen) wier profetische uitingen vanaf de tijden van Sint Hildegardis tot aan de dagen van de heilige Don Bosco en Pius X – een periode van negen eeuwen – tot ons kwamen.
Ontdaan van alle symbolen en stijlfiguren zijn deze voorspellingen – zo zegt de aartsbisschop – naar hun wezenlijke inhoud als volgt kort samen te vatten : Er komt een tijd, waarin het mensdom – afgeweken van de goede weg en gedreven door god loosheid – het slachtoffer wordt van zijn eigen ontaarding. Het kwaad zal dan voortwoekeren en naar buiten breken in al zijn consequenties; geestelijke verwarring, politieke- ontwrichting, egoïsme, zedenbederf, bruut geweld, revoluties, oorlogen enz.
Als door al dit onheil, dat de volkeren zelf over zich afroepen, zij nóg niet tot inkeer komen en hun ondergang dreigen te bewerken, dan zal God zelf ingrijpen.(De Waarschuwing van Garabandal) Door deze ingreep wordt enerzijds de macht der bozen gebroken, en anderzijds de .macht der goedwillenden wonderbaar gesterkt, zodat het aanschijn der aarde werkelijk vernieuwd wordt. De Kerk zal dan van alle verdrukking bevrijd worden om haar Blijde Boodschap onbelemmerd te kunnen verkondigen en de volkeren zullen verademen. De tekenen, die de zieners aanduiden, wettigen de verwachting, dat deze tijd nabij schijnt te zijn.
EEN NIEUW PINKSTEREN
De aartsbisschop besluit dan zijn vastenbrief met te zeggen: “Deze voorspellingen bevatten ernstige motieven van geloofwaardigheid. Zij mogen ons brengen tot veelvuldig bidden, boeten en offeren voor de bekering der zondaars en het heil der wereld, zoals Maria dat in La Salette, Lourdes, Fatima en Garabandal van ons gevraagd heeft. Tevens moge hierdoor het vuur van ons apostolaat nog toenemen, om met inspanning van alle krachten te komen tot een betere wereld ! !
In verband met deze “betere wereld” wees hij even. te voren op paus Pius XII “zonder twijfel de bewaarder van vele geheimen des hemels”, “die in publieke documenten herhaalde malen zei, dat de bevrijding en verheffing der Kerk wellicht dichterbij is, dan men vermoedt, en die tweemaal, sprekend tot de pastoors van Rome zinspeelde op het nieuwe Pinksteren, dat het aanschijn der aarde vernieuwen zal.” (De Vrouwe van alle Volkeren)
Daarmee, vervolgt de aartsbisschop, krijgt de profetie van Joël actualiteit: “Ik stort Mijn Geest uit over alle vlees: Uw Zonen en dochters zullen profeteren, Uw grijsaards dromen ontvangen, Uw jonge mannen visioenen schouwen. Zelfs over slaven en slavinnen stort Ik Mijn Geest uit in die dagen! Ik zal wonderen doen aan de hemel en op aarde ; Bloed en vuur’ ‘en walm van rook; de zon zal in duisternis en de maan in bloed verkeren, voordat de dag van Jahweh komt, groot en schrikwekkend.” (Joël 3, 1-4.)
En hij merkt dan op, dat- deze doorbraak van Gods Geest – volgens het woord van Petrus – zijn vervulling begon te krijgen in het Cenakel; maar nog wacht op zijn volledige vervulling, want het profetische visioen omvat, zonder onderscheid, alle tijdperken.
In verband met deze “betere wereld” wees hij even. te voren op paus Pius XII “zonder twijfel de bewaarder van vele geheimen des hemels”, “die in publieke documenten herhaalde malen zei, dat de bevrijding en verheffing der Kerk wellicht dichterbij is, dan men vermoedt, en die tweemaal, sprekend tot de pastoors van Rome zinspeelde op het nieuwe Pinksteren, dat het aanschijn der aarde vernieuwen zal.” (De Vrouwe van alle Volkeren)
Daarmee, vervolgt de aartsbisschop, krijgt de profetie van Joël actualiteit: “Ik stort Mijn Geest uit over alle vlees: Uw Zonen en dochters zullen profeteren, Uw grijsaards dromen ontvangen, Uw jonge mannen visioenen schouwen. Zelfs over slaven en slavinnen stort Ik Mijn Geest uit in die dagen! Ik zal wonderen doen aan de hemel en op aarde ; Bloed en vuur’ ‘en walm van rook; de zon zal in duisternis en de maan in bloed verkeren, voordat de dag van Jahweh komt, groot en schrikwekkend.” (Joël 3, 1-4.)
En hij merkt dan op, dat- deze doorbraak van Gods Geest – volgens het woord van Petrus – zijn vervulling begon te krijgen in het Cenakel; maar nog wacht op zijn volledige vervulling, want het profetische visioen omvat, zonder onderscheid, alle tijdperken.